Skip to content
Nieuws
19-05-2025

Gedeeltelijke terugname vrijstelling schenkbelasting

De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet houdt in een voorwaardelijke vrijstelling van schenk- of erfbelasting voor een deel van het verkregen ondernemingsvermogen. De voorwaarde houdt in, dat de verkrijger de onderneming ten minste vijf jaar moet voortzetten. Wanneer binnen die termijn niet meer (geheel) aan het voortzettingsvereiste wordt voldaan, vervalt voor dat gedeelte de vrijstelling.

In een procedure voor Hof Den Haag stond de vraag centraal of de inspecteur terecht de toepassing van de BOR gedeeltelijk heeft teruggenomen. De inspecteur was van mening dat door de verkoop van een aandelenbelang in een andere vennootschap niet langer aan het voortzettingsvereiste voor de toepassing van de BOR is voldaan.

Volgens Hof Den Haag omvatte de groep, waarvan de aandelen waren geschonken, ten minste twee objectieve ondernemingen. De vermogensbestanddelen van de verkochte vennootschap moeten van rechtswege worden toegerekend aan de moedermaatschappij. Op het niveau van de moedermaatschappij dient de beoordeling plaats te vinden of sprake is van één of meerdere objectieve onderneming(en). De activiteiten van de verkochte vennootschap vormden volgens het hof een afzonderlijke objectieve onderneming, omdat er onvoldoende samenhang bestond tussen deze activiteiten en de andere activiteiten van de groep. Door de verkoop is voor dat deel niet aan het voortzettingsvereiste voldaan. De inspecteur heeft terecht de eerder toegepaste BOR-vrijstelling gedeeltelijk teruggenomen.

Het hof heeft het standpunt van de verkrijger van de aandelen, dat het terugnemen van de BOR op evenredigheidsgronden moest worden beperkt, afgewezen. Zowel de wettelijke als de ongeschreven evenredigheidsbeginselen bieden volgens het hof geen grond om af te wijken van het wettelijke kader. De inspecteur is verplicht de BOR-faciliteit terug te nemen bij schending van het voortzettingsvereiste en heeft geen ruimte om belangen af te wegen.

Over de waarde van het belang in de verkochte vennootschap ten tijde van de schenking van de aandelen was overeenstemming bereikt in de vaststellingsovereenkomst tussen de inspecteur en de verkrijger van de aandelen. Die waarde was bepalend voor de berekening van de terugname. Pogingen om de waarde te herzien heeft het hof verworpen.

Het hof heeft de door de inspecteur opgelegde aanvullende aanslag in stand gelaten.